Psalm 81
Kees Waaijman leidt de psalm in.
100 Voor de verduurder.
000Bij de wijnpers.
000Van Asaf.
200Joel voor de Machtige, onze wering,
000omschal de Machtige van Jakob.
300Hef de deun en geef de tamboerijn,
000 de milde lier bij de harp.
400 Rof de hoorn bij nieuwe maan,
000 in bedekking op de dag van ons deinen.
500 Ja, kerf is het voor Israël,
000 schikking voor de Machtige van Jakob,
600 getuigenis, in Jozef plaatste Hij het,
000 waar Hij uittrok over het land Egypte.
000 De lip die ik niet voelde hoor ik:
700 ‘Zwenken liet Ik zijn schouder van de sjouw,
000 zijn palmen onttogen de bak.
800 In de nauwte riep jij, en Ik liet jou ontsnappen,
000 Ik boog mij naar jou in het verborgene van de donder,
000 Ik toetste jou bij het water van Meriba. Plavei.
900 Hoor, mijn volk, en getuigen wil Ik in jou,
000 Israël, wanneer jij Mij hoorde.
100 Niet weze bij jou een vreemde Macht
000 en zijg niet voor een uitheemse Macht.
110 Ik Wezer jouw Machtige,
000 die jou stijgen liet uit het land Egypte.
000 Breed je mond, en Ik vul hem.
120 En niet hoorde mijn volk mijn stem
000 en Israël hoefde Mij niet.
130 En Ik zond het heen in de stugheid van hun hart,
000 dat ze gaan in hun beraden.
140 Wanneer mijn volk Mij hoorde,
000 Israël mijn wegen ging.
150 Een weinig, en Ik dwong hun vijanden neer
000 en keerde mijn hand tegen hun benauwers.
160 Wie Wezer schuwen, verloochenden zich voor Hem
000 en hun tijd weze eeuwig.
170 En Ik liet het vette van de tarwe hem eten
000 en met honing uit de rots verzadigde Ik jou.’